Huttentocht met kinderen in de Vanoise
Een huttentocht stond met stip op nummer één van mijn dit-zou-ik-zoooo-graag-eens-willen-doen-lijstje. In de zomer van 2020 deelde ik dit onvermurwbaar verlangen op een blauwe maandag met de kinderen. Mijn overtuigingskracht en enthousiasme deden nipt hun ding. “Oké dan, als het echt moet”, klonk het voorzichtig. Niet veel later vertel ik over onze plannen aan mijn wandelvriendin en die was er meteen mee weg. “Oh, en by the way, ik heb twee vriendinnen die dat ook al kei lang willen doen”. Lang verhaal kort: begin augustus stonden er in de Franse Alpen 4 mama’s en hun 7 jongens klaar voor wat een onvergetelijk avontuur zou worden.
De tocht start in Aussois, een bergdorpje aan de voet van het Nationaal Park Vanoise, niet ver van de Italiaanse grens. We slapen en eten in Fort-Marie Christine en worden daar gelijk overladen door een huttengevoel, want: slapen in stapelbedden, drie stuks per kamer, eigen slaapzak voorzien en eten wat de pot schaft.
Na een smeuïge raclette savoyarde, een goede nachtrust, frisse douche, ontbijt met straffe koffie en toast, én een laatste kritische blik op de inhoud van mijn trekrugzak (merci ladies om mee te selecteren en me letterlijk te verlichten, lifesaver!) is het eindelijk zover. De huttentocht waar ik al maaaanden naar uitkijk, kan eindelijk starten. Je begrijpt dat die vreugdekreet niet achterwege blijft.
Dag 1: Aussois (1530 meter) - hut Fond d’Aussois (2346 meter)
Eerste wandeldag. Laten we er rustig inkomen en de eerste hoogtemeters met een stoeltjeslift ‘beklimmen’. De télésiege du Grand Jeu in Aussois brengt ons van 1530 meter naar 2190 meter. Onderweg gaan we van zon naar zwaar bewolkt en weer zon. Eens we uit stoeltjeslift stappen, is er geen weg meer terug. Hup naar onze eerste hut Fond d’Aussois.
Een makkelijke wandeling langs de prachtige stuwmeren Plan d’Amont en Plan d’Aval, over een onstuimige bergrivier en door een redelijk plat groots berglandschap. Wij doen er zo’n 4 uur over inclusief lange pauzes om te eten, marmotten spotten, zwaaien naar helikopters van de gendarmerie en hydrateren.
Praktisch: eten en slapen in Fond d’Aussois
Slaapzalen tot 10 personen in stapelbedden of bedbanken (slapen naast elkaar zoals sardientjes in een blik).
Gedeeld sanitair.
51,3 euro per persoon in half pension.
Eigen slaapzak, kussen en handdoeken voorzien.
Dag 2: van Fond d’Aussois (2346 meter) over de Col d’Aussois (2914 meter) naar hut Roc de la Pêche (1911 meter)
Als je de hoogtemeters hierboven in de titel goed analyseert, weet je dat dit een loodzware stapdag was. We zweten en vloeken, maar halen allemaal de eindmeet.
Van zodra we de hut verlaten, begint de klim naar de col d’Aussois op 2914 meter. Die bereiken we pas 3 (!) uur later. Heel pittig. Een echte kuitenbijter en beproeving voor de wilskracht. Maar zoals dat gaat in de bergen: altijd met een fenomenaal uitzicht op het landschap. En dat is gewoonweg onbetaalbaar. Net zoals de top bereiken. Meer nog: je eigen kinderen de top zien bereiken. Da’s onbeschrijfelijk. Een machtig en triomfantelijk gevoel. Waanzinnig om dat samen te overwinnen en ervaren. Een onvergetelijk moment.
Op de col kunnen we nog hoger. Tot aan de Pointe de l’Observatoire (3016 meter) met zicht over het volledige dal, de Lac Blanc en de Mont Blanc. PRACHTIG! Zij die nog pap kunnen zeggen, trotseren de rotsen. De anderen blazen nog wat uit bij de rugzakken.
En dan, deel 2, met z’n allen 1000 meter dalen. Dat is zot veel. In afstand misschien niet, maar een kilometer zakken, man man man… Mijn knieën en tenen zinderen als nooit tevoren! Ik ben dan ook echt blij, en zo trots op die kinders, als we na 8 uur aankomen bij onze tweede hut Roc de la Pêche.
De beloning was zoet. Pannenkoeken, een frisse orangina en superdeluxe kamer!
Praktisch: eten en slapen in Roc de la Pêche
Kamers met 2 of 3 stapelbedden, donsdeken en kussen, en eigen badkamer. Luxe, zei ik toch?
Gedeelde toiletten.
68 euro per persoon in half pension.
Dag 3: van Roc de la Pêche (1911 meter) naar hut Péclet Polset (2474 meter)
Om 9 uur staan we allemaal weer fris en fruitig aan de start. De richtingaanwijzer naar de volgende hut geeft 2,5 uur aan, maar we zouden er uiteindelijk 6 uur over doen, omdat we lang pauzeren aan een rivier. Een huttentocht is zoveel meer dan wandelen alleen.
Vandaag worden onze stoere wandelbenen gespaard. Het is een etappe door het dal over een redelijk begaan pad met ‘slechts’ 500 hoogtemeters klimmen aan het eind van de rit.
We kruisen een kudde van honderden loeiende koeien wanneer we onze derde hut Péclet Polset naderen. Een hut met een prachtig panorama (hoe kan het ook anders?) en vlakbij Lac Blanc, één van de mooiste bergmeren in Frankrijk. Met een extra wandeling daar naartoe en zwemmeke in het frisse water sluiten we stapdag 3 af.
‘s Avonds eten we crozets, een typisch ovengerecht met veel kaas (d’uh!) uit de Alpen, en leggen we nog een kaartje onder de sterrenhemel. Op de achtergrond horen we alleen het vredige gebabbel van andere hikers. Het doet me denken aan de sfeer in hostels tijdens mijn backpackreizen.
Praktisch: eten en slapen in Péclet Polset
Slapen in slaapzalen tot 14 personen.
Gedeeld sanitair.
24,8 euro per volwassene per nacht.
Eigen slaapzak, kussen en handdoeken voorzien.
Dag 4: van Péclet Polset (2474 meter) over col de Chavière (2796 meter) naar hut de l’Orgère (1985 meter)
De vermoeidheid slaat toe. “Waarom doen we dit, mama? Ik kan niet meer! Ik haat huttentochten. Ik doe dit nooit meer.” (*) En zo gaat het nog even door, al meteen nadat we onze refuge verlaten. Tja, bergwandelen is geen walk in the park. Ik schud wederom nieuwe variaties op eerdere peptalks uit mijn mouw. Of praat over iPhones of dure auto’s: immer succesvolle afleidingsmanoeuvres. Extra rugzakken dragen terwijl andere mama’s de begeleiding overnemen helpt ook.
Maar het beste voor iedereen is op tijd pauzeren en de goeie plekken uitkiezen. Zoals aan een meer om stenen in te ketsen of in de sneeuw. Sneeuw in de zomer! Hoe tof! Regenhoezen worden sleeën en glijden maar. Sneeuwpret in putteke zomer. Ik vind het geweldig. Zo bijzonder, genieten.
Daar te lang hangen, is echter geen goed idee, want er staat ons nog een lange weg te wachten. Stapdag 4 is zowaar de tweede zware dag uit onze tocht met opnieuw een col. De klim naar de Col de Chavière is korter dan twee dagen geleden, maar super-super-steil. Het is echt opletten hier. Zet geen voet te ver naar rechts of de stenen nemen je al rollend mee naar beneden. Focussen, doorzetten, zweten en blinken van trots wanneer we de top halen. Alweer een col op ons palmares. Moet ik nog vertellen dat mijn moederhart veel, heel veel emo-sprongetjes maakt?
Ook zakken vraagt om voorzichtigheid. Stilaan maken de rotsen plaats voor meer groen. We zien een gigantische waterval, mooie bloemen en alweer een groot meer. We zwemmen, zonnen en verpozen aan Lac de la Partie. Liever een momentje hier dan eerder toekomen in de hut, toch? En ook: spelen in de sneeuw én zwemmen in een meer in één dag. Maar 1 dag hé mannekes. Uniek. Zoiets kan alleen in de bergen.
We dalen nog verder tussen de enorme sparren, vangen terug een blik op van de bewoonde wereld (noooo, nu al?) en komen na 8 uur met zwakke knieën aan in de Refuge De l’Orgère. Een gezellige familiehut waar we in de oude keuken worst met pekestoemp verorberen.
Praktisch: eten en slapen in Orgère
Slaapzaal voor 8 personen.
Gedeeld sanitair.
Eigen slaapzak, kussen en handdoeken voorzien.
47 euro per nacht per volwassene in half pension.
Dag 5: van refuge de l’Orgère (1985 meter) over Col du Barbier (2295 meter) terug naar Aussois (1473 meter)
De laatste stapdag begint spectaculair. We moeten ons pad meteen verlaten en schuilen op veilige hoogte, omdat een helikopter artsen afzet voor acute zorg aan een man met grote vleeswond in z’n been. Niet veel later wijken we alweer voor een herder met 1000 (!) schapen. Dat wij met 11 zijn en onze vlotte tred even willen aanhouden, lacht hij weg. Altijd wat te zien en beleven in de bergen, zeg maar.
De klim naar Col du Barbier beloofde rustig te zijn, maar nee hoor, we zien af. Over kleine steile haarspeldbochten komen we langzaam, maar zeker boven de boomtoppen uit en staan we toch plots op de col. In de verte zien we Fort Marie-Christine, onze eindhalte voor vandaag en deze legendarische tocht.
Het enige dat ons daarna nog te doen staat, is zakken tot in Aussois. Met gemengde gevoelens zetten we onze weg verder. We passeren het stuwmeer Plan d’Aval (1948 meter), huppelen over almweides en skipistes, wandelen onder de stoeltjeslift Grand Jeu die ons op dag 1 boven afzette (beginnen we gewoon terug opnieuw?) en komen dan aan in Aussois. We kloppen af op een stapdag van 6 uur.
WE HEBBEN HET GEHAALD!!
11 paar benen hebben op eigen kracht met goed gevulde rugzakken 5 dagen en 32 uur gestapt, 3 cols beklommen en duizenden hoogtemeters gedaan. We did it. Apetrots!
Een gigantische ijscoupe is het eerste waar we ons op storten. In Fort Marie Christine volgen een frisse douche, propere kleren, aperitieven op de gezellige binnenplaats, afrekenen, steengrillen en met een grote glimlach en gevuld hart in een roes van geluk en overwinning napraten over wat we net hadden meegemaakt.
Nog een paar dingetjes
Neem voldoende cash mee op de berg. Met bankkaart kunnen betalen is eerder de uitzondering.
Stijgers hebben altijd voorrang op dalers.
Laat geen vuil achter. Maar echt niks hé!
Eén energiereep per persoon per dag is voldoende.
En héél belangrijk: ga in groep! Kinderen trekken zich aan elkaar op (volwassenen ook).
The mountains are calling
En dan nog één laatste dingetje: ga niet twijfelen, maar gewoon gaan. Een huttentocht is een avontuur om nog heel lang op te teren, om de avonturier in jezelf en je kinderen aan te wakkeren, om te vertragen en om letterlijk en figuurlijk pieken te overwinnen.
Dat weidse, die stilte, de zuivere lucht en machtige bergen zijn gewoonweg zalig! Zorgen glijden weg als sneeuw voor de zon. Het is zet alles in perspectief. Bergwandelen is pure ontspanning. Het is terugkeren naar de essentie: verbinding met jezelf, heel dicht bij je kinderen staan en midden in de natuur. Een natuurlijke reset.
(*) Aan het eind van de zomervakantie was de korte klaagzang, die onvermijdelijk is gok ik, al lang vergeten. Het was toen meer van “Het was toch leuk. Ik wil dat nog wel eens doen, maar dan met papa’s erbij.”
En ook: “Mama, weet je wat het leukste in mijn leven was? Wandelen in de bergen.”
Amen.