Een weekje in de Charente
Voor vertrek zeiden ze: er is daar geen zak te doen en de Pineau des Charentes is kei lekker. Wel, daar ben ik het dus niet volledig mee eens.
Er valt wel wat te zien, al ligt de focus verkeerd. De grootst steden Angoulême en Cognac krijgen de meeste aandacht, maar verdienen dat eigenlijk niet omdat er niets speciaals te zien is. Gewone stadjes met een paar winkels en terrassen. Cognac is zelfs in juli nogal doods.
Waar er wel veel om te doen is, is Aubeterre-sur-Dronne. Want, één van de ‘plus beaux villages de France’ en ‘petite cité de caractère’. En terecht. Knus, gezellig dorpspleintje en prachtige vergezichten. Ook die ondergrondse kerk is best indrukwekkend.
Verrassend is Jarnac. Niet de binnenstad, maar wel de groene rand aan de rivier Charente. Intens groen, romantisch en lekker rustig.
Charente is geen Toscane of Dordogne waar je meteen als een blok voor valt, maar pakt je na een paar dagen. Langzaam maar zeker zie je de schoonheid van die mooie zonnebloemvelden en uitgestrekte wijngaarden. De zomerse hitte neemt soms een break, ook dat is fijn. Dat het niet barst van de Aubeterre-sur-Dronnes maakt dat je in deze streek niet zo veel moet. Een hele dag aan het zwembad is dik oké. En als je er dan op uit trekt, is dat niet samen met hordes andere toeristen. Heerlijk!
Oh ja, en die Pineau vind ik dus niet zo lekker.